Column aspirant agent Sander: ‘Laatste maaltijd’

Het is etenstijd en ik zit al klaar met mijn maaltijd. Ineens krijgen we een melding van een oudere man die onwel is geworden. Ik trek direct mijn blauwe handschoenen aan en we rijden snel naar het opgegeven adres. Als we de straat inrijden zie ik al een aantal politievoertuigen staan.

Samen met mijn collega ren ik naar binnen. Er ligt een forse man op de grond. Mijn medestudent Stefan ‘hangt’ al boven hem en is begonnen met reanimeren. De vrouw van het slachtoffer zit geschrokken op een stoel. Ze vertelt wat er gebeurd is. Ze waren net begonnen met eten, toen haar man ineens niet goed werd. Hij snurkte drie keer en viel toen van zijn stoel.

Inmiddels is het ambulancepersoneel binnengekomen. Ze stellen vragen over de toedracht van de situatie. Ik vraag aan Stefan of ik de reanimatie van hem kan overnemen en dat kan. Ik geef de man borstcompressie en tel hardop mee. 1, 2, 3, 4, 5. Na een minuut of twee word ik ook weer overgenomen. De ambulancebroeders sluiten de man aan op een geautomatiseerde hartritmepomp. Zodra die is ingesteld, heb ik even geen taak meer. Ik kijk om me heen.

In de hoek van de kamer staat een klein wiegje, waarschijnlijk voor de kleinkinderen. Op de gedekte tafel, een nauwelijks aangebroken maaltijd. Dit is zo plotseling gebeurd.

Dan zeggen de ambulancebroeders tegen de vrouw dat ze de reanimatie gaan stoppen. Er is geen kans meer op overleving voor de man. De vrouw knikt wel, maar houdt de hand van haar man nog steeds stevig vast. Het lijkt wel of de situatie nog niet tot haar doordringt. Ze kan alleen maar uitbrengen: ‘Kom op, word wakker. Hoe kan dit? Ik snap het niet…’ Het is een aandoenlijk en tegelijk ook triest gezicht. 

Mijn collega vraagt of het goed met me gaat. Ik geef aan van wel, maar ineens besef ik hoe aangrijpend deze situatie eigenlijk is. De man hebben we helaas niet kunnen redden, maar ik heb aan zijn vrouw laten zien dat we er alles, echt alles aan gedaan hebben.

Naderhand komt één van de ambulancebroeders nog even bij ons staan. Hij vertelt waarom de reanimatie werd gestopt en dat wij het goed gedaan hebben. Het is een fijne bevestiging, want het is toch mijn eerste reanimatie. We praten even na en vervolgen daarna onze dienst. Op naar de volgende melding.