MEDEMBLIK – De Raad van State heeft met het vaststellen van haar advies over wijzigingen in de Wegenverkeerswet en het Wetboek van Strafvorderingen rechters nu veel meer handvatten gegeven om bestuurders van voertuigen die onder invloed van alcohol en/of drugs zijn veel strenger te kunnen aanpakken.
Dit wetsvoorstel introduceert drie strafrechtelijke maatregelen om ernstige verkeersovertredingen effectiever aan te pakken. Ten eerste krijgt de rechter de bevoegdheid om een ontzegging van de rijbevoegdheid direct uitvoerbaar te verklaren, waardoor niet hoeft te worden gewacht tot de uitspraak onherroepelijk is. Ten tweede krijgt de rechter de mogelijkheid om een rijbewijs ongeldig te verklaren. Ten derde wordt het mogelijk om vervangende hechtenis toe te passen als een door de rechter opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid wordt geschonden. Deze maatregelen vervangen de huidige recidiveregeling die van toepassing is op personen die binnen vijf jaar twee keer worden veroordeeld voor een ernstig verkeersdelict, waarbij sprake is van rijden onder invloed.
Niet alleen rijden onder invloed
Anders dan de titel van dit wetsvoorstel doet vermoeden, zijn de voorgestelde maatregelen niet alleen van toepassing op situaties van rijden onder invloed. De voorgestelde maatregelen worden namelijk gekoppeld aan de mogelijkheid voor de rechter om een rijontzegging op te leggen. Die rijontzegging kan ook voor andere verkeersdelicten dan rijden onder invloed worden opgelegd. De Afdeling advisering is het met de regering eens dat ernstige verkeersdelicten effectief moeten worden aangepakt. Maar dan moet de regering wel toelichten waarom het noodzakelijk, proportioneel en subsidiair is dat de voorgestelde maatregelen gelden voor alle verkeersdelicten waarvoor een rijontzegging kan worden opgelegd, en niet alleen voor situaties van rijden onder invloed. Deze uitbreiding heeft consequenties voor de uitvoerbaarheid van het voorstel. De Afdeling adviseert de regering dan ook om dit in de toelichting bij het wetsvoorstel verder uit te werken.
Minimumduur vervangende hechtenis
Het wetsvoorstel koppelt de mogelijkheid van het opleggen van vervangende hechtenis aan de oplegging van een rijontzegging. Dat betekent dat de veroordeelde die zich niet houdt aan de opgelegde rijontzegging, voor twee weken of langer in hechtenis kan worden geplaatst. De regering ziet dit als een dwangmiddel om naleving van de rijontzegging af te dwingen. De Afdeling advisering heeft een aantal bezwaren hierbij, die met name gaan over de minimumduur van de vervangende hechtenis van twee weken. Door een minimumduur in de wet op te nemen, beperk je de vrijheid van de rechter om zelf de straf te bepalen. De rechter heeft dan geen ruimte om een individuele afweging te maken. Dit vindt de Afdeling advisering onwenselijk. Daarnaast vraagt zij zich af of het verbod op dubbele bestraffing hiermee niet wordt geschonden. Iemand kan namelijk ook worden vervolgd voor het overtreden van een rijontzegging, waarvoor een gevangenisstraf kan worden opgelegd. Tot slot vindt de Afdeling advisering de minimumduur van twee weken niet begrijpelijk. Het is niet duidelijk waarom een kortere duur niet zou volstaan om naleving van de rijontzegging af te dwingen. Zij adviseert de regering dan ook om geen minimumduur op te nemen in de wet.