MEDEMBLIK – Om de huren in de vrije sector betaalbaar te houden, wijzigt minister De Jonge voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de wet die huurverhogingen maximeert. Nu is de inflatie nog leidend; in de nieuwe situatie wordt ook de gemiddelde loonstijging een bepalende factor. Concreet betekent dit dat in tijden van hoge inflatie, zoals nu, de maximale huurstijging wordt gebaseerd op de loonontwikkeling. Op deze manier wil het kabinet huurders in de vrije sector beter beschermen tegen extreme prijsstijgingen.
Bescherming huurders in de vrije sector tegen hoge inflatie
De huren in de vrije sector mogen nu nog jaarlijks met inflatie plus 1% stijgen. De inflatie is in 2022 sterk opgelopen en de verwachting is dat de inflatie hoog blijft. Een beperking van de jaarlijkse huurstijging tot inflatie plus 1% voor huurverhogingen zorgt daarmee in 2023 niet voor bescherming van de huurder zoals dat in de voorgaande jaren wel het geval was. De gemiddelde inflatie de afgelopen jaren was 2,3%. Vanaf november 2021 is de inflatie sterk gaan stijgen. Daarom grijpt het kabinet nu in om te voorkomen dat huurders te maken krijgen met een te hoge huurstijging in 2023 door de systematiek loonontwikkeling plus 1% in te voeren naast de bestaande systematiek. De wet geldt voor woningen in de vrije sector met een huurprijs vanaf € 763 per maand, dat zijn circa 648.000 woningen.
De maximale huurstijging die in de Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten wordt geregeld geldt per kalenderjaar, van 1 januari tot 1 januari. Tot 1 januari 2023 is de jaarlijkse huurverhoging in de vrije sector maximaal 3,3% (2,3% inflatie plus 1%). Per 1 januari 2023 gaat de nieuwe systematiek gelden, loonontwikkeling plus 1%. De loonontwikkeling wordt in december vastgesteld op basis van het gemiddelde CAO-loonindexcijfer over de maanden december tot en met november zoals die door het CBS worden gepubliceerd.
Wonen moet betaalbaar blijven, ook als het gaat om huren in de vrije sector. Als de huur veel harder stijgt dan het inkomen, kunnen mensen in grote problemen raken. We willen niet dat mensen op straat komen te staan of dat ze door te hoge woonlasten nauwelijks nog rond kunnen komen. Dat raakt aan de bestaanszekerheid van mensen. De huidige wet houdt onvoldoende rekening met tijden van hoge inflatie. Vandaar deze nieuwe systematiek om huurders beter te beschermen.
Minister De Jonge
Lagere woonlasten voor sociale huur
Door het afschaffen van de verhuurderheffing per 1 januari 2023 komt er bij corporaties jaarlijks circa € 1,7 miljard aan investeringsruimte vrij. Daar tegenover staan bindende prestatieafspraken die onder andere gericht zijn op vergaande verduurzaming van meer dan 675.000 woningen, huurmatiging en een verplichte huurverlaging voor de laagste inkomens.
Corporaties gaan de komende drie jaar voor alle huurders de huren matigen, het gaat om circa 2 miljoen woningen. Daarbij wordt de koppeling met de inflatie losgelaten de maximale huurstijging voor huurders is gelijk aan de loonontwikkeling. Daardoor gaan de huren minder hard stijgen dan de lonen. Om de huur voor huurders met een laag inkomen te verbeteren krijgen huurders met een inkomen op of onder 120% sociaal minimum een wettelijk verplichte eenmalige huurverlaging tot € 550 (prijspeil 2020). Circa 510.000 huishoudens komen hiervoor in aanmerking. Zij krijgen een gemiddelde huurverlaging van gemiddeld € 57 per maand.
Gratis verduurzaming van meer dan 675.000 woningen
De woonlasten voor huurders in een corporatiewoning worden ook verlaagd door versneld te verduurzamen. Corporaties gaan al hun woningen met een E-, F-, of G-label tot en met 2028 versneld verduurzamen. Dit sluit aan op het doel om in 2030 675.000 woningen vergaand te isoleren, en 450.000 bestaande corporatiewoningen aardgasvrij te maken. Om huurders van deze verduurzaming te laten profiteren is afgesproken dat zij geen huurverhoging krijgen na isolatiemaatregelen die leiden tot een beter energielabel.