MEDEMBLIK – De man werd eerder door de rechtbank vrijgesproken van deze beschuldigingen maar daar nam het openbaar ministerie geen genoegen mee en ging in hoger beroep, deze vond afgelopen 24 januari plaats in het Gerechtshof in Amsterdam en vandaag was de uitspraak.
Het slachtoffer heeft bij de politie verklaard dat zij op 12 december 2021 in haar woning in Medemblik op de bank in slaap was gevallen en dat zij, toen zij wakker werd, zag dat de verdachte boven op haar zat en voelde dat hij met volle kracht en met zijn beide handen haar keel dichtkneep. Zij voelde dat zij geen lucht kreeg. Zij kon geen ademhalen en raakte in paniek. Ze heeft hem toen een klap gegeven maar hij liet niet los en toen kreeg ze nog meer paniek. Hij heeft haar niet losgelaten.
De vrouw gaf de verdachte vuistslagen in het gezicht en kon vervolgens weer ademhalen. Zij probeerde te vluchten en toen heeft de verdachte haar hard in het gezicht en op het hoofd geslagen. Ook heeft hij haar met het hoofd op de grond geslagen. Zij heeft vervolgens het bewustzijn verloren en haar urine laten lopen.
De man heeft haar legging en onderbroek uitgetrokken en haar tegen haar vagina geschopt. Hij zei “Ik ga je besnijden, ik maak jou net als die meisjes in Afrika” en heeft een koud voorwerp in haar vagina ingebracht. Hij vloekte fluisterend tegen haar en zei daarbij “kurwa”. Nadat de verdachte de woning had verlaten is de vrouw naar haar buren gegaan voor hulp.
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 beide feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden verklaard. De verklaringen van de vrouw zijn gedetailleerd, consistent en authentiek. De punten die volgens de verdediging reden geven aan die verklaringen te twijfelen, zijn van te geringe betekenis om aan de juistheid van de aangifte in haar geheel af te doen. Er is voldoende steunbewijs voor de verklaringen van de aangeefster. De verdachte heeft geen sluitend alibi.
Verdediging wilde vrijspraak
De advocaat van de man heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal vrijgesproken dient te worden. Daartoe is het volgende aangevoerd. De verklaringen van de aangeefster zijn inconsistent en vinden onvoldoende steun in de overige bewijsmiddelen. De man kan niet worden geplaatst op de plaats delict. De verklaring van de man wordt ondersteund door de verklaringen van getuigen is onvoldoende bruikbaar voor het bewijs vanwege onduidelijkheden en tegenstrijdigheden. In het dossier zit ontlastend bewijs, te weten het feit dat geen DNA van de aangeefster bij de verdachte is aangetroffen, geen DNA van de man bij de aangeefster is aangetroffen en het zendmastonderzoek bevestigt de aanwezigheid van de man in Wervershoof ten tijde van het delict.
Poging doodslag
Het hof is van oordeel dat het handelen van de man een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood heeft opgeleverd. Naar algemene ervaringsregels roept het met de handen hard knijpen of drukken in de hals en het dichtknijpen van de keel de aanmerkelijke kans in het leven dat dat slachtoffer daardoor komt te overlijden. In de hals bevinden zich meerdere (verbindingen) van vitale organen en voor wat betreft de keel kan het dichtknijpen hiervan leiden tot zuurstofgebrek in de hersenen en uiteindelijk overlijden, alsmede tot fatale kwetsuren aan het strottenhoofd.
Het hof stelt verder vast dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is. Wanneer op het hoofd fors geweld wordt uitgeoefend bestaat de aanmerkelijke kans dat letsel wordt toegebracht dat tot de dood leidt. Het is immers een algemene ervaringsregel dat dit soort geweld kan leiden tot onder meer schedelfracturen, bloedingen onder de schedel en in de hersenen en kwetsuren van onder meer de nekwervels, die de dood kunnen veroorzaken.
Dit is in deze zaak niet anders. Hierbij wordt in casu meegewogen dat de man eerst met beide handen met volle kracht in de keel van de aangeefster heeft geknepen en haar hals heeft dichtgedrukt. De vrouw kon geen adem halen. Vervolgens heeft de man de vrouw meermaals met haar hoofd op de grond geslagen. Als gevolg hiervan heeft het vrouw het bewustzijn verloren en haar urine laten lopen.
Op grond van voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de man door dit handelen de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat de vrouw zou komen te overlijden. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag.
Verkrachting
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen – in het bijzonder de verklaring van de vrouw en het NFI-rapport – af dat de bovenkant van de wijnfles in de vagina van de vrouw is ingebracht. Ook gelet op voornoemde uitingen van de verdachte jegens de vrouw ten tijde van deze handeling acht het hof bewezen dat de man hiermee seksueel is binnengedrongen in het lichaam van de man. Het hof is van oordeel dat daarmee is bewezen dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting.
Oordeel Hof
Het Hof ziet voldoende bewijs om de man te veroordelen tot een celstraf van 7 jaar en het betalen van een schadevergoeding van in ruim tienduizend euro met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.