MEDEMBLIK – ‘Per ardua ad astra’ staat op de twee grafstenen gegraveerd -door tegenspoed naar de sterren- dat was het motto van de Royal Air Force (RAF) en van de RCAF. Het verwijst naar de moraal van de geallieerde vliegers: geloof in het doel, ondanks alle gevaren dit niet te overleven.
Tekst: Uitgeverij Peter Sasburg
‘Zij gaven hun leven voor onze vrijheid’, is de tekst op informatiebordjes rond het Tod-meer in de provincie Manitoba, Canada. Het meer is vernoemd naar de twee Canadese vliegers die hun leven verloren in de strijd om ons te bevrijden van de Duitse bezetting. Ze waren opgeleid in Canada en in Engeland. Bij hoge uitzondering kregen zij toestemming als broers samen deel uit te maken van een bemanning. De geallieerde vliegers vlogen in de jaren 40-45 vanaf ruim 100 RAF vliegvelden in Engeland, met bommenwerpers en gevechtsvliegtuigen, onder meer naar nazi-Duitsland. Er werden steden in het Ruhr gebied gebombardeerd, waar Duitse oorlogsindustrie was gevestigd.
Daarnaast waren er ook missies om geheime agenten naar bezette landen in Europa te vliegen. Mannen en vrouwen, ook uit Nederland, die vanaf geheime RAF vliegvelden op zoek gingen naar geschikte droppingsvelden voor wapens, het plegen van sabotages en koerierswerk. De RAF ‘bomber commands’, waar Doug en Ernie deel van uitmaakten, hadden circa 125.000 vliegers in dienst, ook met vliegers uit Nieuw Zeeland. Hiervan kwamen er in de Tweede Wereldoorlog ongeveer 56.000 bemanningsleden om het leven.
De familie Tod
Sharon Tod woont van kinds af aan in het huis waar haar ooms Doug en Ernie opgroeiden. Zij is daarmee ook de beheerder van het familiearchief en de foto’s. De aandacht en het respect voor haar twee ooms in Medemblik raken haar enorm. Regelmatig komen er familieleden uit Canada naar de twee oorlogsgraven in Medemblik. De ‘twins’, geboren in 1920 in St. Vital, groeiden op in een gezin met twaalf kinderen. De broers waren altijd samen. Op school, in hetzelfde hockey- en rugbyteam en samen op stap. Smaakvol gekleed, haar in model, dansten ze met de mooiste meisjes van de stad. De motivatie van de tweeling om bij de Ai
‘Zij gaven hun leven voor onze vrijheid’, is de tekst op informatiebordjes rond het Tod-meer in de provincie Manitoba, Canada. Het meer is vernoemd naar de twee Canadese vliegers die hun leven verloren in de strijd om ons te bevrijden van de Duitse bezetting. Ze waren opgeleid in Canada en in Engeland. Bij hoge uitzondering kregen zij toestemming als broers samen deel uit te maken van een bemanning. De geallieerde vliegers vlogen in de jaren 40-45 vanaf ruim 100 RAF vliegvelden in Engeland, met bommenwerpers en gevechtsvliegtuigen, onder meer naar nazi-Duitsland. Er werden steden in het Ruhr gebied gebombardeerd, waar Duitse oorlogsindustrie was gevestigd.
Daarnaast waren er ook missies om geheimagenten naar bezette landen in Europa te vliegen. Mannen en vrouwen, ook uit Nederland, die vanaf geheime RAF vliegvelden op zoek gingen naar geschikte droppingsvelden voor wapens, het plegen van sabotages en koerierswerk. De RAF ‘bomber commands’, waar Doug en Ernie deel van uitmaakten, hadden circa 125.000 vliegers in dienst, ook met vliegers uit Nieuw Zeeland. Hiervan kwamen er in de Tweede Wereldoorlog ongeveer 56.000 bemanningsleden om het leven.
De familie Tod
Sharon Tod woont van kinds af aan in het huis waar haar ooms Doug en Ernie opgroeiden. Zij is daarmee ook de beheerder van het familiearchief en de foto’s. De aandacht en het respect voor haar twee ooms in Medemblik raken haar enorm. Regelmatig komen er familieleden uit Canada naar de twee oorlogsgraven in Medemblik. De ‘twins’, geboren in 1920 in St. Vital, groeiden op in een gezin met twaalf kinderen. De broers waren altijd samen. Op school, in hetzelfde hockey- en rugbyteam en samen op stap. Smaakvol gekleed, haar in model, dansten ze met de mooiste meisjes van de stad. De motivatie van de tweeling om bij de Airforce te gaan, kwam deels vanuit hun christelijke geloofsovertuiging, maar ook werden de jongens geïnspireerd door hun twee oudere broers. Alexander Tod zat bij de Royal Canadian Air Force en John Tod bij het Royal Canadian Army Service Corps.
De laatste missie
Na diverse opleidingen, onder meer aan de ‘bombing and gunnery’ school, konden de tweelingbroers naar Engeland. Hier volgden ze een opleiding aan de Air Observer School voordat ze op hun eerste RAF basis terecht kwamen bij het dorp Mildenhall. Beiden waren nu inzetbaar als radiotelegrafist of als luchtschutter en wisselden elkaar regelmatig af in de bommenwerper. De RAF basis bij het dorp New Market in Engeland was hun laatste basis. De broers werden ingedeeld bij het 75th New Zealand Squadron. Dit lag op de nog steeds wereldberoemde paardenrenbaan uit 1636 ‘The Rowley Mile’. In de jaren 40-45 deed deze renbaan dienst als RAF vliegveld. Doug en Ernie Tod verbleven niet op deze basis, maar in een luxe hotel met buitenzwembad, waar ze zich prima konden ontspannen. Hun laatste missie naar Duitsland was succesvol verlopen, maar op de terugweg ging het fout. Op 23 juni 1943 werden ze uit de lucht geschoten door een Duits gevechtsvliegtuig. De bommenwerper stortte brandend neer ten oosten van het dorp Oosterland. Er kwamen nog radiosignalen binnen op de RAF basis: ‘we are going down, we are going down’ en daarna werd het stil. Alle zeven bemanningsleden kwamen in het IJsselmeer terecht en verdronken.
Side by side
Het lichaam van Doug spoelde aan in Andijk en werd daar begraven in juli 1943. Ernie spoelde aan in Medemblik en werd daar begraven, ook in juli 1943. Broer John landde op D-day met het Royal Canadian Army Service Corps (6 juni 1944) op Juno Beach in Normandië. In mei 1945 nam hij in het Canadian Survey Regiment deel aan de ‘liberation route’ van Alkmaar naar Den Helder. Maar eerst ging hij op de motor naar Medemblik om met de Binnenlandse Strijdkrachten te regelen dat zijn twee broers naast elkaar werden begraven in Medemblik. Moeder Mary Edith Tod bezocht in 1962 de oorlogsgraven van haar tweeling. Een emotioneel bezoek, al die jaren had ze niet kunnen bevatten dat haar twee jongste zonen Doug en Ernie niet meer in leven waren.
rforce te gaan, kwam deels vanuit hun christelijke geloofsovertuiging, maar ook werden de jongens geïnspireerd door hun twee oudere broers. Alexander Tod zat bij de Royal Canadian Air Force en John Tod bij het Royal Canadian Army Service Corps.
De laatste missie
Na diverse opleidingen, onder meer aan de ‘bombing and gunnery’ school, konden de tweelingbroers naar Engeland. Hier volgden ze een opleiding aan de Air Observer School voordat ze op hun eerste RAF basis terecht kwamen bij het dorp Mildenhall. Beiden waren nu inzetbaar als radiotelegrafist of als luchtschutter en wisselden elkaar regelmatig af in de bommenwerper. De RAF basis bij het dorp New Market in Engeland was hun laatste basis. De broers werden ingedeeld bij het 75th New Zealand Squadron. Dit lag op de nog steeds wereldberoemde paardenrenbaan uit 1636 ‘The Rowley Mile’. In de jaren 40-45 deed deze renbaan dienst als RAF vliegveld. Doug en Ernie Tod verbleven niet op deze basis, maar in een luxe hotel met buitenzwembad, waar ze zich prima konden ontspannen. Hun laatste missie naar Duitsland was succesvol verlopen, maar op de terugweg ging het fout. Op 23 juni 1943 werden ze uit de lucht geschoten door een Duits gevechtsvliegtuig. De bommenwerper stortte brandend neer ten oosten van het dorp Oosterland. Er kwamen nog radiosignalen binnen op de RAF basis: ‘we are going down, we are going down’ en daarna werd het stil. Alle zeven bemanningsleden kwamen in het IJsselmeer terecht en verdronken.
Side by side
Tekst loopt door onder de foto
Het lichaam van Doug spoelde aan in Andijk en werd daar begraven in juli 1943. Ernie spoelde aan in Medemblik en werd daar begraven, ook in juli 1943. Broer John landde op D-day met het Royal Canadian Army Service Corps (6 juni 1944) op Juno Beach in Normandië. In mei 1945 nam hij in het Canadian Survey Regiment deel aan de ‘liberation route’ van Alkmaar naar Den Helder. Maar eerst ging hij op de motor naar Medemblik om met de Binnenlandse Strijdkrachten te regelen dat zijn twee broers naast elkaar werden begraven in Medemblik. Moeder Mary Edith Tod bezocht in 1962 de oorlogsgraven van haar tweeling. Een emotioneel bezoek, al die jaren had ze niet kunnen bevatten dat haar twee jongste zonen Doug en Ernie niet meer in leven waren.